-
1 ätzen
ätzen1 bijten, invreten 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 ein ätzender Geruch • een bijtende, scherpe geur〈 figuurlijk〉 ätzender Spott • bijtende, scherpe spotII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 ein Bild auf, in eine Platte ätzen • een voorstelling op, in een plaat etsen -
2 ätzende Chemikalien
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский